E-mail Rob

Terug naar de HOME-pagina
Archief januari 2007

De drie puntjes van mijn vader (28 januari 2007)
Zo tot mijn vijfendertigste heb ik een andere handtekening gehad dan ik nu heb. Het was er een die nauwelijks leesbaar was en ik completeerde die er interessant uitziende wilde krabbel altijd met drie puntjes. Waarom? Omdat mijn vader dat ook deed. Hij had een zeer fraaie handtekening, die eigenlijk alleen bestond uit een hoofdletter J, gevolgd door een lang lijn met golfjes, onderstreept en met drie puntjes, één boven die streep, twee eronder, een piramide vormend. Ik heb hem wel eens gevraagd wat die drie puntjes betekenden. Hij zei dat het de drie puntjes waren die eigenlijk hoorden achter de J., de P. en aan het einde van zijn naam: “J. P. van Eeden.”

Pas een tijdje geleden ontdekte ik dat die drie puntjes misschien ook wel iets heel hebben kunnen betekenen. Veel vrijmetselaars voegen drie puntjes in de vorm van een piramide toe aan hun handtekening. Even googelen bevestigt dat dat inderdaad het geval is. Het is geen verplichting van vrijmetselaars en het betekent formeel niets, maar velen van hen, vooral in Frankrijk, doen het.
Er is niet veel tastbaars over van het leven van mijn vader. Documenten of brieven met die handtekening heb ik niet in mijn bezit, misschien heeft mijn zus nog wel iets. Ik zou dan kunnen nagaan wanneer hij daarmee begonnen is. Een oudere handtekening, uit het begin van de oorlogstijd heb ik wel. Daarin staan wel drie puntjes, niet als piramide, maar gewoon op de plaats waar ze horen.

Mijn zus bevestigt dat hij vrijmetselaar is geworden, kort na de oorlog. Mijn moeder heeft haar dat persoonlijk verteld, maar pas lang na zijn dood in 1977. Verder weet ze er niet veel over te melden, maar vrij zeker is dus dat hij lid is geweest van die club.
Waarom dit geschrijf? Om me te realiseren dat het niet meer mogelijk is dat ik met hem kan praten, hij is er allang niet meer. En iedereen die iets zou kunnen vertellen over zijn leven is dood of totaal onbenaderbaar. De drie puntjes van mijn vader, veel meer zal ik er waarschijnlijk niet over te weten komen. Zucht…

´Dachautje spelen´ (24 januari 2007)
Toen ik op mijn 19
de ging studeren in Delft, was Nederland me enigszins onbekend na vier jaar middelbare school in Parijs. Mijn vader zei: “Word lid van het corps, je moet wel even door die ontgroening heen, maar dan heb je ook wat, het is goed voor je toekomst!” Hoewel ik geen idee had wat corpora waren, wist ik wel iets van ontgroening. Bij de zeeverkenners en toen ik op mijn 16de een maand op het zendschip Veronica werkte, had ik het nodige meegemaakt, over het algemeen leuke ervaringen trouwens. Hoe dan ook, ik fietste vanuit het ouderlijk huis in Den Haag naar de Phoenixstraat. In een souterrain onder het sociëteitsgebouw meldde ik me aan, tenminste dat probeerde ik, want ik werd gelijk enorm afgeblaft. Hoe ik me dacht in te schrijven, terwijl ik geen das droeg? Dus fietste ik terug om een stropdas te lenen en schreef me alsnog in.

Door alles wat ik in de korte tijd daarna van m´n vader en vrienden hoorde werd me duidelijk dat ik me moest voorbereiden op drie zware weken. Het Delftse corps stond niet bekend om z´n fijnzinnigheid. Dat gold niet alleen voor het Delftse, maar bijvoorbeeld ook voor het Utrechtsch Studenten Corps dat, in hetzelfde jaar (1965) dat ik ontgroend werd, in opspraak kwam toen een student door verstikking om het leven kwam. Hij kreeg een roetkap over zijn hoofd.

In het vereiste feutentenue (geheel kaalgeschoren, met grijze Terlenka broek en colbert + wit overhemd en zwart vlinderdasje aan een elastiekje) begon de ontgroening op de avond dat we ons, via de balkons, in de sociëteit moesten binnenvechten. Het bleek een heksenketel met honderden ouderejaars, waar je alleen mocht ´kikkeren´(op je hurken rondhupsen) en leden moest aanspreken met een bepaalde formule. Iets van: “Goedenavond meneer, mijn naam is Van Eeden, mag ik even met u spreken?” Waarop meestal een afblaffer volgde als “Nee!! Want ik heb een stijve lul!!” Maar het gaat me er hier niet om allerlei anekdotes over die drie weken te vertellen.

Wat me vooral is bijgebleven, is dat ik kennismaakte met iets dat me tot dan toe geheel onbekend was: een bepaald slag mensen, of liever een bepaald gedrag dat ze hadden. Hoe ze met elkaar en met ons feuten omgingen. Die kennismaking was ronduit onaangenaam. Veertig jaar later, als ik de sociëteit aan de Phoenixstraat voorbijloop, voel ik die woede nog steeds enigszins. Het zal wel nooit helemaal overgaan.
Ik zag daar dat je op een uiterst neerbuigende manier met elkaar kunt omgaan, dat je mensonterende dingen kunt doen met een ander, dat je angst kunt oproepen, extreme angst. En ik leerde dat dat vooral mogelijk is in groepen, gesloten, elitaire, zich ver boven het plebs verheven voelende groepen. Ik zag dat het daar mogelijk was om het slechtste in de mens boven te halen. En dat allemaal onder het mom van een leuke introductie in het studentenleven met veel feesten, drank en grove praat.

Het meest sprekende voorbeeld van dit gedrag speelde zich, zo halverwege de ontgroening, ergens in een studentenhuis aan de Oude Delft af. We waren met een groepje van zo´n tien tot twaalf feuten in dat huis ´uitgenodigd´en er werden weer allerlei flauwe grappen met ons uitgehaald, maar daar wisten we inmiddels wel min of meer mee om te gaan. Het was de heren studenten na een tijdje duidelijk dat het een saaie avond zou worden, omdat er eigenlijk niets bijzonders gebeurde dan het gebruikelijke feutje pesten.
Hoe het precies ontstond weet ik niet meer, maar op een bepaald moment moesten we allemaal tegelijk in een wc gaan zitten. Met veel geschreeuw werden we gedwongen om ons met z´n allen in dat kleine kamertje te proppen. Drie of vier van de bewoners van het huis stonden in een gang die uitkwam op die wc. ´Dachautje spelen´ noemden ze het. Het sluitstuk kwam toen één van de heren opeens met een soort vlammenwerper tevoorschijn kwam en een vrij grote vlam op ons richtte, waardoor we nog meer achteruit deinsden en opeen geperst werden.

Van alles leer je wat. Ik was eigenlijk nog het meest geschokt door het feit dat ik zelf, in de paniek die ik en wij allemaal voelden, alleen nog maar aan mezelf dacht en probeerde boven te blijven, en mijn medefeuten, onder wie een jongen die veel kleiner en kwetsbaarder was dan ik, gewoon naar beneden duwde. En ik herinner me de gezichten van die heren met en achter de vlammenwerper. Het was duidelijk dat dit niet kon, ze wisten het zelf, maar het gebeurde wel. Via Google is makkelijk uit te vinden dat dit ´Dachautje spelen´ in 1962 voor het eerst in de openbaarheid kwam door een incident in het Amsterdamse corps. Ondanks de ophef die dat veroorzaakte was het drie jaar later in Delft blijkbaar nog steeds mogelijk.

Er is die avond niemand gewond geraakt. Bij latere incidenten waarbij ik betrokken was, gebeurde dat wel, maar ook daar gaat het hier niet om. Ik was te trots om tijdens de ontgroening af te haken en heb het tot het allerlaatste moment, net voor de zogenaamde inauguratie tot volwaardig lid, uitgezeten. Toen kwam mijn ´moment suprème´, ik bedankte. Degene tegen wie ik dat zei, begreep het niet, ik was nu toch klaar met de ontgroening, en kon het volgend jaar zelf feuten pesten zoveel ik wilde. Precies, dat was het! Ik wilde geen lid worden van zo´n walgelijke club, fascistisch heb ik toen in mijn jeugdige woede geroepen en ben weggelopen. Persoonlijke spullen die ik voor de ontgroening had moeten inleveren, waaronder een mooi horloge, heb ik nooit meer opgehaald.

Idee: Ik vertrok (13-1-2007)
Op diverse tv-zenders zijn de laatste jaren programma´s te zien over Nederlanders of Engelsen die hun leven drastisch willen veranderen en zich vestigen in een ander land, waar ze een nieuw bestaan willen opbouwen. Mensen die een B&B beginnen in een oud chateau in de Dordogne, een nudistencamping in de buurt van Digne of een hotel in Slowakije. Vaak zijn het verhalen over rampzalige verbouwingen, toestanden met buitenlandse aannemers, echtelijke ruzies, volkomen uitgeputte stellen etc. Soms ook successtory´s zoals, althans op het eerste gezicht,  gisteren in een uitzending van Ik vertrek op RTL4 over een Nederlands stel dat op Ibiza is gaan wonen en daar een aantal appartementen exploiteert.

Dit is geen nieuw fenomeen. In de jaren zestig en zeventig vertrokken ook veel mensen naar het zuiden, onder wie een aantal van onze kennissen en familieleden. Zelf hebben we ooit op het punt gestaan een oude ruïne ergens in de Dordogne te kopen, maar het kwam er (gelukkig) niet van. Met enkele van die emigranten van dertig jaar geleden hebben we nog contact: mijn zus in Marseille natuurlijk, vriend Ebbo in Ille sur Tet, de neven Hans en Eddy van Hanneke en sinds kort kennen we Peter die op een heuvel in de buurt van Perpignan woont, in een oude verbouwde paardenstal of bergerie.

Over al die mensen zou een mooi televisieprogramma te maken zijn: Ik vertrok, over hoe het die mensen is vergaan, die zo´n dertig jaar geleden alle schepen achter zich verbrandden en een nieuw leven begonnen. Ze zijn nu allemaal tussen de 55 en 70 jaar, hebben veel meegemaakt, en doen dat nog, want ze ´moeten´ nu hun oude dag (met of zonder gedeeltelijke AOW) zien vorm te geven.

Diverse van die mensen kennen we, en als ik tv-maker was, wist ik het wel. Ik zou een serie maken over die mensen. Het zou kleurrijke beelden opleveren en verhalen over hun ´strijd´ voor het nieuwe bestaan. Spannende bijzondere ervaringen met integratie. Nu eindelijk eens niet over die eeuwige allochtonen hier, maar van Nederlanders daar. Bewondering en verbazing zouden die uitzendingen bij de kijker oproepen. En medeleven met situaties die soms heel royaal en luxe, maar vaak ook helemaal niet gemakkelijk zijn.
Maar helaas, ik ben geen tv-maker. Laten we hopen dat een van hen dit weblog leest en op een idee gebracht wordt. Hij/zij mag het pikken, gratis en voor niets.