|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Santiago, here I come! - Atheïst op vakantie (5 januari 2008) Op de site van Netwerk-partners, staat onder mijn persoonlijke profiel een fotootje met het onderschrift “Naar Santiago de Compostela”. Begin september 2004 kijkt een bleek, wat dikkig mannetje, achter zijn bepakte Giant Expedition in de lens en naar de vrouw die hij vijf weken niet zou zien. Wel spreken, maar daarover later… Voor het eerst sinds meer dan dertig jaar samen, zouden we zo lang ´uit elkaar´ gaan. Waarom deed ik dat, als fervent atheïst? Waarom wilde ik in godsnaam naar Santiago de Compostela? Wat bezielde me om 2.500 kilometer eenzaam dwars door Frankrijk en Spanje te peddelen in weer en wind, door berg en dal, op weg naar een bedevaartsoord, zonder pelgrim te zijn. Als wat ging ik eigenlijk? Waarom deed ik het?
Vragen die me onderweg ook gesteld werden, meestal met een ongelovige blik nadat ik verteld had atheïst te zijn. Ik geloofde toch wel in iets? Het kon niet dat ik nergens in geloofde. Er was toch wel enige spiritualiteit in mijn leven, werd me gevraagd, terwijl ik met een bezorgde blik werd bekeken. Als een patiënt waar toch wel een steekje los aan zat, als dit echt waar zou zijn. Bijna een jaar na (een min of meer behouden) terugkomst uit Santiago, schreef ik in dit weblog onder Geloofsbelijdenis van een atheïst “God bestaat niet, zoveel is me wel duidelijk. Dat meer dan 90% van alle mensen op aarde (op z’n minst) in ‘iets’ gelooft, is bijna onbegrijpelijk, aanstootgevend zelfs. Een leven zonder god en godsdienst kan zinvol, waardevol zijn. Het kost misschien wat (of heel veel) moeite om zelf een beeld van de werkelijkheid op te bouwen en te beslissen hoe je je het beste kunt gedragen en omgaan met je medemensen, de natuur etc., maar het is de moeite waard daaraan te werken.”
Dat de tocht naar Santiago me niet tot ´het´geloof of welke vorm van spiritualiteit (wat dat ook precies wezen mag) gebracht heeft, moge duidelijk zijn. Dat neemt niet weg dat er onderweg het nodige met me gebeurd is dat tot nadenken stemde. Maar veel aandacht heb ik daar na terugkomst niet aan besteed. Ik kwam – door het succes van mijn boek Netwerken werkt - in een soort maalstroom van workshops, trainingen, lezingen en nieuwe initiatieven terecht. Mijn ijdelheid danig strelend, maar geen recht doend aan mijn gezondheid, niet aan Hanneke en nog veel meer. Nu, drieënhalf jaar later komen de herinneringen aan die reis sterk terug. En wordt het tijd hierover iets op papier te zetten, als is het maar virtueel. (wordt vervolgd)
|
|
|
|
Santiago, here I come! - Wie zijn billen brandt... (8 januari 2008) De fietstocht begon in Doornik, Tournai in Frankrijk, vlak over de Belgische grens, waar de trein me naartoe bracht. Geen zin om door België en Nederland te fietsen. Maanden later sprak ik iemand die me in die trein ergens in Nederland had zien zitten. Ik weet niet meer wie het was, maar hij zei: “ Was jij dat echt, op weg naar Santiago, met je fiets in de trein? En eerste klas? Niks voor jou, lijkt me.” Ik beaamde het, niet dat het niets voor mij was, maar dat ik eerste klas reisde. Ik had het verdiend, deze keer zeker, vond ik. De vier maanden ervoor Netwerken werkt geschreven en net voor vertrek bij de uitgever ingeleverd. Deze fietstocht was de beloning aan mezelf voor al dat werk, en eerste klasse hoorde daarbij.
Vanuit Tournai ging het loos met redelijk weer. En te overmoedig, want ondanks dat ik wat getraind had, was een afstand van meer dan honderd kilometer te lang. Vooral de laatste kilometers, toen de camping in dat handige fietsboekje, er niet meer bleek te zijn. En je nog tien/vijftien kilometer verder moet. Ik kreeg steeds meer zadelpijn. Eindelijk in de camping, ontmoette ik de eerste van de drie fietsers op weg naar Santiago die ik, de komende 1.400 km, in heel Frankrijk zou tegenkomen. Een man van mijn leeftijd, die al een paar dagen aan het fietsen was, zich voordoend als doorgewinterde fietspelgrim. Ik had gelijk helemaal geen zin in verder contact en zette mijn tent een stuk verder op.
Nadat ik mijn tentje had ingericht en wat gegeten, het was inmiddels donker, begon duidelijk te worden dat de zadelpijn bleef, ook nu ik al meer dan een uur niet meer fietste. Toen ik aan mijn bil voelde, merkte ik dat er een flinke bobbel zat. Ik kon niets zien natuurlijk, maar na enig nadenken wist ik dat het een blaar moest zijn, maar wel een hele grote, als ik het goed voelde. Daar lag ik nou, in mijn tentje van nog geen meter hoog met m´n broek naar beneden, voelend aan m´n achterste. Een eerste telefoongesprek met Hanneke leverde niet veel op. Ze sprak me moed in, maar kon natuurlijk geen blaren doorprikken, dat moest ik toch echt zelf doen.
Dat vereiste nog heel wat organisatie. De andere pelgrim vragen? Out of the question! Dus achteruitkijkspiegel van de fiets geschroefd, naald ontsmet en in de houding. Op m´n rug liggend met een zaklantaarn in mijn mond, in m´n linker hand de achteruitkijkspiegel met ruim uitzicht op de blaar die inderdaad groot en dik was. En in mijn rechterhand de naald. Na wat gestuntel lukte het om hem goed lek te prikken aan de rand. Pleister erop en dat was het dan, mijn eerste echte pelgrimsavontuur. Ik voelde me opgelucht, wel nog wat bang voor de volgende dag, maar de verdere vakantie geen last meer gehad van die of andere blaren. (wordt vervolgd)
|
|
|
Santiago, here I come! (19 januari 2008) Waarom naar Santiago fietsen? De openingszin van de eerste brief die ik tijdens de reis aan kleinzoon Arthur schreef, luidt: “Er was eens een opa, die wou zo graag fietsen, zo graag!” Ja, dat was het eigenlijk, lange stukken willen fietsen, door weer en wind, en over bergen. Met die brief is ook ander thema aangegeven: familie. In het begin nog niet zo duidelijk, maar gaande de rit gingen m´n ouders, Hanneke, kinderen, kleinkinderen, andere familie en ook vrienden een steeds centralere rol spelen. Al snel bleek er een derde thema: de Middeleeuwen. Voor het eerst was ik daarvoor gefascineerd door A Distant Mirror van Barbara Tuchman over die ´waanzinnige´ 14de eeuw, dat ik zo´n 25 jaar geleden las.
Nog eerder, toen ik aan de EUR studeerde nam ik filosofie als bijvak en deed mondeling examen bij een oude prof. Ik had een stuk of wat boeken gelezen en één sprong er uit: The Idea of a Social Science van Peter Winch. Een moeilijk boek dat meer vragen opriep dan beantwoordde, maar dat me echt geraakt had, omdat het aansloot op vragen en twijfels die ik zelf had als aankomende sociaal wetenschapper. Die prof was een gemoedelijke oude man, dat was direct duidelijk bij binnenkomst in zijn kamer. Na de eerste kennismaking deed ik een, naar mijn idee, ongewoon voorstel. Ik zei dat ik eigenlijk heel wat vragen had over dat boek en vroeg of ik die aan hem kon stellen. Hij lachte en zei dat ie dat een prima idee vond. We hadden een zeer geanimeerd gesprek van zeker twee uur, waarna ik een 8 kreeg met de toevoeging dat hij mijn denken erg middeleeuws vond. Wat dat precies betekende weet ik nog steeds niet, maar tijdens deze reis groeide m´n fascinatie voor de Middeleeuwen met de dag. Dat is niet verwonderlijk, want de route gaat langs hoogtepunten uit de Middeleeuwen gaat, in Frankrijk dorpen en steden, kathedralen, kloosters enz. enz. In Spanje heb je af en toe het idee dat je dwars door de Middeleeuwen heen fietst op je stalen ros.
Nog een thema van de reis was: schrijven. Ik had me voorgenomen om Arthur, kleinzoon van 5 op het moment dat ik vertrok, geregeld een brief te schrijven. Die zouden dan door zijn vader of moeder worden voorgelezen, zodat het hele gezin van zoon Michaël kon ´meegenieten´ van mijn tocht. Die brieven waren voorbereid door een hele serie voorgekopieerde vellen mee te nemen, waarop de kaart van Nederland, Frankrijk en Spanje was aangegeven, en waarop ik de route kon intekenen. Dat schrijven was heerlijk. Het begon met die brieven, maar leidde tot veel meer geschrijf, alles met de hand, in de 35 dagen die ik onderweg was. En daarna, waarvan acte.
|
|
|
|
|
|
|